De Brahma

 

De Brahma


 

Onstaan aan de oevers van de Brahma-Pootra, een rivier in Azië.

Vanaf 1852 werden zij, dankzij hun goede eigenschappen verspreid in Europa.

 

1/DE KOP

De klein lijkende kop met kopversierselen van geringe afmetingen doet het geheel gigantisch lijken. Brahma's hebben een brede schedel met flink overstekende wenkbrauwen en een keelwam. Hun gezicht is vrij van bevedering en levendig rood.

De kam is drierijig, klein en stevig, recht op de kop geplaatst. De snavel is vrij kort en krachtig. Goed gebogen, geel of geel met hoornkleurige aanslag aan de bovensnavel.

De oorlellen zijn lang, van onderen gelijk vallend met de onderzijde der kinlellen of iets daaronder reikend, fijn van weefsel en levendig rood. De ogen zijn groot, diepliggend, oranjerood tot roodbruin.

2/ HET LICHAAM

Brahma's hebben een middellange hals, goed gebogen, zeer vol bevederd tot de nek waardoor een duidelijke afscheiding van kop- en halsveren ontstaat. De rug is vrij kort, zeer breed, vlak of enigszins hol tussen de schouders. Het zadel is vol bevederd, breed, oplopend naar de staartparij. Het zadelbehang is breed en aansluitend aan de staartdekveren.

De borst is zeer breed, vol en goed gerond naar voren gedragen.

Ze is diep en vol bevederd.

De vleugels zijn klein en worden vrij hoog gedragen. De benedenzijde van de vleugel is vrijwel horizontaal en goed gerond. De schouders zijn breed.

De staart van de Brahma is vrij kort tot middellang. Hij is vol en goed gespreid. Hij wordt hoog gedragen om bij de hol oplopende lijn van bovenrug en zadel aan te sluiten. De sikkels zijn kort, zijwaarts gespreid. Talrijke staartdekveren doch niet zo lang, dat deze de onderste staartstuurveren over de gehele lengte bedekken. De staartstuurveren vormen van achteren gezien een wijd geopende, omgekeerde V, welke gesteund wordt door talrijke staartsteunveren.

3/ DIJEN, POTEN EN TENEN

De dijen zijn ruim middellang en krachtig. Het bovenste gedeelte is bedekt door de borstveren. De hakken zijn rijk bevederd met zachte, geronde veren, zonder gierhakontwikkeling. De dijen zijn goed uit elkaar geplaatst. De loopbenen zijn eveneens goed uit elkaar geplaatst en krachtig. Ze hebben een voldoende lengte op het geheel de gewenste hoogte te verlenen. Ze zijn krachtig bevederd aan de buitenzijde met naar buiten gerichte veren.

Een brahma heeft vier stevige, goed gespreide tenen. De buiten en middentenen zijn goed bevederd.

4/ NUTEIGENSCHAPPEN VAN DE BRAHMA

Dezer dagen, volop in het tijdperk van de hybriden, kan er nog moeilijk gesproken van economische rendabiliteit van welk rasdier ook. Dit is zeker zo bij de Brahma, die van het grootste nut is geweest voor het creëren van veel van de nu bekende rassen. Nu kan de Brahma enkel nog beschouwd worden als siergevogelte met voornamelijk tentoonstellingswaarde.

Het fokken om een fraai gevederte te verkrijgen heeft bij de Brahma's in de loop der tijd een nadelige invloed gehad op de eierproduktie. Ook het fokken in de richting van een type met een breder en korter lichaam heeft mogelijk een slechte invloed gehad op de produktie. In Zwitserland en Duitsland zouden volgens de vakbladen stammen zijn die nauwelijks grotere eieren leggen dan krielen. Er zijn echter nog wel dieren te vinden die de oude reputatie van goede legsters hoog houden, maar deze dieren worden steeds zeldzamer.

 

Ringmaat haan: 27 of 32 mm - hen: 27 of 24mm